De Tabernakel – 4

De Ark Deel 2

Shemot (Exodus) 25:11Gij zult die overtrekken met louter goud; van binnen en van buiten zult gij die overtrekken en er rondom een gouden omlijsting op maken.

De ark zal in beginsel gemaakt worden van twee materialen, hout en goud. We hebben al het "menselijke" beeld van de shittim hout besproken, en hoe de Ruach haQodesh ons Zijn, ik bedoel, Zijn koningsschappelijke natuur onthuld. YHVH beveelt ten eerste, dat het zal worden "bedekt" met goud. Het gebruik van dit woord is enigszins verwarrend voor veel joodse en niet-Joodse commentatoren. Het woord hier is tzaphah en wordt vertaald als bedekken, overdekken met, en van alle dingen, te kijken of een wachter, als in de kal stam van het werkwoord. Zoals ik heb aangegeven in vorige lessen, is het altijd onthullend om te zoeken hoe een woord of begrip voor het eerst gebruikt is. In Bere’shiyt (Genesis) 31:49 lezen we: “YHVH houdt wacht tussen mij en u, wanneer wij van elkander gescheiden zullen zijn." De wachters van Yechezeq'el (Ezechiël) hoofdstuk 3 zijn er geplaatst om de goddelozen te waarschuwen, te bewaken, en te beschermen als bedekking tussen God en de mens. Hoe dit overdekkingproces werd gedaan is waar de verwarring ontstaat. Er is wat bewijs dat de Egyptenaren een proces hadden waarbij goud daadwerkelijk kon worden geïnjecteerd in hout om het goud en hout één te maken. Als deze ark een beeld van de Messiah is, dan verbaast het mij niet dat de precieze relatie tussen het goud (goddelijk) en het hout (de mensheid) enigszins verwarrend is, maar als we meer van de tabernakel gaan zien, zullen de stukken bij elkaar komen. Goud is altijd al een beeld van de royalty of koningschap. Het is één van de dingen in Bere’shiyt hoofdstuk 2 genaamd tov of het goede. Goud of zahav betekent schijnend, of helderheid, en Yeshua‘ wordt verklaard te zijn de afstraling van HaShem’s heerlijkheid in Ivrim (Hebreeën) 1:3. Goud is het mineraal van de koningen. Zo zien we dat deze kist niet een combinatie is van verschillende materialen, maar gewoon twee. Eén is gewoon en één is kostbaar.

Shemot 25:12-15Gij zult er vier gouden ringen voor gieten en die bevestigen aan de vier voetstukken en wel twee ringen aan de ene zijwand en twee ringen aan de andere zijwand. Gij zult draagstokken van acaciahout maken en die met goud overtrekken. Gij zult de draagstokken steken in de ringen aan de zijwanden van de ark, om daarmee de ark te dragen. De draagstokken zullen in de ringen van de ark blijven, zij zullen er niet uit verwijderd worden.

Nu hebben we het gietstuk van de vier gouden ringen, twee aan elke kant, waar doorheen de twee staven moeten worden geplaatst om de ark te dragen. Dit ontwerp biedt een perfecte balans en begeleiding voor het verplaatsen van de ark. Het vergt er twee om evenwicht te bieden. God maakte, vanaf het begin, altijd al twee tot één, want God's zegeningen stromen slechts door middel van eenheid. Mens "alleen" (het Hebreeuwse woord bad (de 'a' wordt uitgesproken als in de "bad")) was niet Gods ontwerp (Bere’shiyt 2:18). Het woord bad of alleen wordt op andere plaatsen uitgedrukt als yacheed of alleenheid in tegenstelling tot echad dat samenzijn van eenheid uitdrukt. Dus, in de NBG, is het slecht ((ed:  KJV: Engelse woordspeling BAD)) voor de mens om alleen te zijn. (Begrijp je het? beetje domme engelse humor.) Volheid wordt nooit bereikt door alleen zijn of scheiding, maar alleen als twee dingen uitgroeien tot één is er eenheid en harmonie. Toen God Chava (Eva) scheidde van Adam, verspeelde Hij geen tijd om hen weer één te maken, en nu kon Gods zegen vloeien. YHVH plaatste twee staven om de éne ark omhoog te houden. Het is niet door toeval dat het woord voor staven exact hetzelfde woord is als "alleen", het woord bad. Het is mijn mystieke mening dat de vier gouden ringen spreken van de universele gift van deze kist van Gods woord. Het getal vier spreekt berucht van de aarde en zijn vier hoeken. (Mattityahu (Matteüs) 24:31 bijvoorbeeld.) In de modern christelijke leer is vaak geleerd dat "de wet" alleen voor Israël was, maar ik denk dat de aard van deze ark anders spreekt.

Nu komen we aan dat wat omringt en eeuwig zweeft boven het getuigenis van God, de kapporeth of verzoendeksel.

Shemot  25:21-22Gij zult het verzoendeksel bovenop de ark leggen en in de ark zult gij de getuigenis leggen, die Ik u geven zal. En Ik zal dáár met u samenkomen en van het verzoendeksel af, tussen de beide cherubs op de ark der getuigenis ...

Dit verzoendeksel, dat één woord is in het Hebreeuws, wordt boven op de ark geplaatst. Het Hebreeuws zegt hier,  kapperet 'al-ha'aron milema'elah. Dit zegt letterlijk dat de bedekking op de ark wordt geplaatst van boven. Dat wat de ark  overschaduwt, kan alleen van boven komen. De verzoendeksel is vertaald van het woord kapporet welke komt van het  bronwoord kopher wat betekent om te boeten, bedekking of losgeld. Dit woord wordt vertaald als verzoening in Romeinen 3:25. Zoals met alle woorden in het Nieuwe Testament is hun betekenis gegrondvest in de Tanakh. Het idee van verzoening of vrijkopen in een "geestelijke" context moet worden begrepen in zijn fysieke omgeving, anders heeft de geestelijke werkelijkheid geen vergelijkende context. Deze bedekking is letterlijk bovenop het getuigenis geplaatst van boven als eerste ding dat je ziet bij het naderen van de ark. De wetten van YHVH zullen omringd zijn door Zijn verzoenend bloed, en pas nadat dit vrijkopende werk der genade op de ark is geplaatst, is het hart van het Heilige der Heiligen voltooid. De verzoendeksel is de plaats waar het bloed door de hogepriester gesprenkeld moet worden. De verzoendeksel EN de ark vormen samen één voorwerp. Onze nadering tot God moet vooraf worden gegaan door deze bedekking, maar deze bedekking EN het getuigenis vormen het geheel. Het éne kan en zal in zijn geheel niet functioneren zonder het andere. Men kan de Torah van YHVH niet naderen zonder Zijn bedekking. De Schrift is vol met voorbeelden van degenen die ervoor kozen om God op een andere manier te benaderen. De evolutie van de Farizeeën zag de mens proberen de gerechtigheid tot stand te brengen door het houden van de wet. Dit omzeilen van het bloed is duidelijk begrepen door de modern christelijke leer en constant gebruikt om belachelijk te maken. Echter, deze zelfde leer is even onwetend aangaande de eenheid van de ark en de bedekking, door te stoppen bij de verzoendeksel en te falen een echt licht (licht is Torah en de Torah is licht) te zijn voor de wereld door het uitgieten van de helper der genade, Torah. Dus Gods zegen kan en zal niet stromen door bad of datgene dat alleen staat, zonder het andere. We zullen dit voortdurend zien in de tabernakel en dan zul je deze relatie ook duidelijk beginnen te zien in het Nieuwe Testament.

Een plaats waar deze relatie wordt getoond is in Efeziërs:

Efeziërs 2:8-10Want door genade [kapporet] zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme. Want zijn maaksel zijn wij, in Messiah Yeshua‘ geschapen om goede werken [aron] te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.

De verzoendeksel gaat hier vooraf aan de ark. Zijn goedheid en schoonheid of chen brengen ons in de ark van God tot goede werken. Goede werken zijn onmogelijk zonder genade, en genade is alleen en leeg zonder dat de ark de mens van God begeleidt. De ark is de helper van de verzoendeksel, want het is niet goed dat deze bedekking alleen zou zijn.

Shemot 25:19Maak één cherub aan het ene einde en één cherub aan het andere einde; uit één stuk met het verzoendeksel zult gij de cherubs op zijn beide einden maken.

Er moeten cherubs zijn aan elk uiteinde van de bedekking, gemaakt van geslagen werk van zuiver goud. Het vers zegt dat deze cherubs ‘al-hakapporet moeten zijn of uit de verzoendeksel. Ze moeten deel zijn van de bedekking. Het is interessant om op te merken dat twee cherubs werden geplaatst bij het oosten van de tuin van Eden, samen met een vlammend zwaard om de weg van de boom des levens te bewaken (Bere’shiyt 3:24). Het is voortdurend mijn stelling dat de Torah de boom des levens IS en dat het op Gods tijd vleselijk werd en onder ons getabernakeld heeft, en dat het Nieuwe Testament duidelijk leert dat gelovende niet-joden één gemaakt zijn met deze boom. Deze cherubs waren er om de mens de toegang tot de Torah te weigeren, gedurende de afwezigheid van Gods verlossende genade. Want zonder de kostbare genade van God, zou Adam of de mens voor eeuwig kunnen bestaan in zonde, zonder God. Slechts één man kon deze plek ingaan. Alleen dat wat volmaakt was zou toegang kunnen krijgen. Slechts één man is het waard. Deze man, volgens Gods plan, zou beginnen met een zaad.

De ark van God, volgens de Schrift, was op twee verschillende locaties. In Bemidebar (Numeri) hoofdstuk tien moest het exact in het centrum van het kamp worden geplaatst. Het was daar waar de 12 stammen zich rondom zouden concentreren en legeren. Maar tegelijkertijd zou het ook voor hen uitgaan op hun reis. Dus, aan de éne kant is het Woord van God exact in het hart van Gods volk en aan de andere kant was het er om hen te leiden waar ze ook maar heengingen (Bemidebar 10:33). Zoals we zullen zien moest de ark, die de eeuwige woorden van God bevatte, in het exacte hart van de tabernakel zijn. Dit is de reden waarom de Sh'ma zo centraal in de Schrift staat.

Devariym (Deuteronomium) 6:4-6Hoor, Israël: YHVH is onze ‘Elohiym; YHVH is één! Gij zult YHVH, uw ‘Elohiym, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht. Wat ik u heden gebied, zal in uw hart zijn, gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat.

God moet eerst beginnen met het hart. Als de ark van YHVH in u komt verblijven, komt het in z’n geheel: de ark en de verzoendeksel, niet alleen de verzoendeksel. Yeshua‘ is de tabernakel van God, niet alleen de kapporet van God. Als YHVH je een nieuw hart geeft, een tabernakel, gemaakt zonder handen, draagt Hij ons op te bewaren wat Hij ons gegeven heeft.

Yochanan (Johannes) 14:15-16Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren. En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn.

Volgende week de tafel der toonbroden.

Shalom Alecheim!